Bij zijn eerste bezoek bekeek hij hoofdschuddend en met gefronste wenkbrauwen mijn huiskamer, hij tekende ruwe schetsen op zijn notitieblok en raadpleegde zijn tablet. Ik vreesde het ergste.
Mijn woonkamer is toe aan een opknapbeurt en van een vriendin kreeg ik het nummer van haar stylist.
‘Hij is een beetje vreemd, maar hij verricht wonderen,’ verzekerde ze me.
‘Wat denkt u?’ In gedachten zag ik een ingrijpende renovatie voor me.
‘Tja, hoe zal ik het zeggen,’ zei hij met een ernstige blik, ‘u hebt er goed aan gedaan mijn hulp in te roepen. Wat deze ruimte nodig heeft, is kaarslicht. Zeker in deze sombere tijd.’
Ik stond perplex. Kaarsen? De man vroeg goud voor een advies en het enige wat hij kon bedenken was kaarslicht?
Met de woorden van mijn vriendin in mijn achterhoofd stemde ik schoorvoetend toe.
Vandaag is het zover en om niet in de weg te lopen, ga ik met mijn vriendin shoppen.
Aan het einde van de dag keer ik terug naar huis, met een visioen voor ogen van honderden kaarsen in alle maten.
In de hal komt een penetrante verflucht me tegemoet, wat ik niet kan rijmen met het beeld in mijn hoofd. De stylist gaat me voor naar de woonkamer en in de deuropening blijf ik sprakeloos staan. De muren zijn geverfd en alles is gehuld in een vreemdsoortig oranje gloed. Mijn kamer oogt als een grote eierdooier, maar geen kaars te bekennen, niet eens een waxinelichtje.
Zelfvoldaan laat hij mij de kleurstaal zien: Kaarslicht.