De secretaresse laat weten dat mijn afspraak van 16.00 uur in de wachtruimte zit. Ik lees de sollicitatiebrief en bijgevoegde cv nog een keer door. Het is in een onberispelijk handschrift geschreven en dat alleen al maakt dat hij er uitsprong bij de eerste selectie. Wie schrijft er tegenwoordig nog een brief? Toch voldoet hij, in tegenstelling tot de vier anderen vóór hem, aan alle kwalificaties en mijn hoop is op hem gevestigd.
In de wachtkamer zit een man in een donkergrijs kostuum, naast hem een zwarte aktentas. Zodra hij me ziet, kijkt hij op zijn horloge. De klok aan de muur achter hem geeft vijf over aan. ‘Meneer van de Veer?’ De man staat op. ‘Van der Veer.’ ‘Neemt u me niet kwalijk, meneer Van der Veer. Welkom.’ Ik maak een uitnodigend gebaar naar mijn kantoor. Hij pakt zijn tas en loopt naar de door mij aangewezen ruimte. ‘Lust u misschien een kopje koffie?’ ‘Thee, alstublieft.’ Ik geef de bestelling door aan de secretaresse.
De man neemt plaats aan tafel en ik ga tegenover hem zitten. Uit zijn tas haalt hij een stapeltje papieren die hij kaarsrecht voor zich neerlegt. Vervolgens pakt hij een vulpen uit de binnenzak van zijn colbert en legt het erboven, precies in het midden. Het uiterlijk van de man is als zijn handschrift, piekfijn. Er valt geen kreukel te ontdekken in het, naar ik vermoed, maatpak. Hij heeft zijn haren opzij gekamd en de scheiding kan niet anders dan langs een liniaal getrokken te zijn. Ik onderdruk de neiging mijn eigen handen weg te stoppen als ik zijn keurig gemanicuurde handen zie. De secretaresse komt binnen en zet het kopje thee voor hem neer. Meteen draait hij het kopje zo dat het oortje aan de rechterkant zit en schuift het lepeltje naar twaalf uur. ‘Mag ik u een compliment maken voor uw prachtig geschreven brief?’ open ik het gesprek. ‘Dat mag u zeker. U kunt er zelfs een voorbeeld aan nemen.’ De man haalt de brief met mijn reactie op zijn sollicitatie tevoorschijn. ‘In uw brief mis ik twee komma’s, het beletselteken is misplaatst, het uitroepteken kunt u weglaten en het koppelstreepje …’ ‘Sorry?’ ‘Interpunctie. Men doet tegenwoordig maar wat en uw correspondentie bewijst dat eens te meer.’ Mijn nekharen staan overeind. Juist ja. ‘Goed, meneer Van der Meer, ik denk dat ik voldoende weet. Bedankt voor uw komst. U hoort nog van ons.’